Persbericht

Rapport van het Monitoringcomité: een historisch hoog tekort in 2020, dat gedeeltelijk zal worden weggewerkt dankzij een economisch herstelplan

Het rapport van het Monitoringcomité, dat aanstaande vrijdag is uitgebracht, becijfert voor het eerst de begrotingsgevolgen van de COVID-19-crisis. Er wordt verwezen naar een historische achteruitgang van de financiële situatie van de gezamenlijke overheid van het land en naar een sterke stijging van de Belgische schuld in 2020, en dit alles bij ongewijzigd beleid. Toch wordt er vastgesteld dat de persoonlijke inkomens vrij goed bestand zijn tegen de maatregelen die de regering heeft genomen om de werkgelegenheid en de gezinnen te beschermen. Het rapport schetst ook een aantal verwachtingen voor een economisch herstel waarbij België alles in het werk zal moeten stellen om er voordeel uit te halen.

David Clarinval, Vice-eersteminister en minister van Begroting, heeft kennisgenomen van het rapport van het Monitoringcomité inzake de Belgische begrotingssituatie in 2020. Hij stelt een historische achteruitgang vast van de verschillende parameters met betrekking tot de gezamenlijke overheid van het land. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het federale herstelplan dat in voorbereiding is, noch met het Europees meerjarig financieel kader waarover momenteel wordt onderhandeld.

Op basis van zijn werkhypothesen raamt het Monitoringcomité het tekort van de gezamenlijke overheid op 52,8 miljard euro voor 2020, ofwel 12,31 % van het bbp (1). Dit is een verslechtering van 43,7 miljard euro ten opzichte van 2019, en van 39,3 miljard euro - ofwel 9,54 procent van het bbp - sinds het laatste rapport van maart, dat net voor het begin van de lockdown werd opgesteld. Voor 2021 en 2022 wordt een aanzienlijke verbetering verwacht, met een geraamd begrotingstekort van respectievelijk 31,4 miljard euro en 26,5 miljard euro.

Deze vooruitzichten worden als volgt ingedeeld:

  • Voor Entiteit I (federale Staat en sociale zekerheid): wordt het tekort geraamd op 40,3 miljard euro voor 2020, of 9,4% van het bbp. Dit is een stijging van 29,1 miljard euro ten opzichte van het rapport van het Monitoringcomité van afgelopen maart. Alleen al de uitgaven die sindsdien in het kader van de verschillende coronamaatregelen zijn gedaan, vertegenwoordigen een verslechtering van 2,7 % van het bbp. Daarbij komt nog het effect van een daling van de fiscale inkomsten en de vertraging van de uitgaven van de bedrijven en de gezinsconsumptie.
    Voor 2021 wordt het tekort geraamd op 26,2 miljard EUR of 5,59% van het bbp. Volgens het rapport zal de situatie tot 2024 blijven verbeteren, met een verwacht tekort van naar schatting 4,56% van het bbp, ofwel 24 miljard euro.
     
  • Voor Entiteit II (gefedereerde entiteiten, provincies en gemeenten): wordt het tekort geraamd op 12,5 miljard euro voor 2020, of 2,92% van het bbp. Ook hier wordt een daling van het tekort aangekondigd vanaf 2021, maar met een vertraging vanaf 2023.

De daling van de fiscale ontvangsten wordt voor dit jaar geschat op 12,5%, ofwel 15,2 miljard euro. Voor 2021 schat het Monitoringcomité dat deze met 8,9 miljard euro zullen toenemen, een stijging die constant is tot 2024.

Bovendien wordt de Belgische schuldgraad geraamd op 122,1% van het bbp in 2020, tegenover 99,1% in maart vorig jaar. Dit percentage zou dalen tot 118,1% in 2021 om vervolgens geleidelijk te stijgen tot 123,1% van het bbp in 2024.

De afname van de economische activiteit wordt dit jaar geschat op 10,5% van het bbp, tegenover 11% in de eurozone. Dit is de grootste daling sinds de Tweede Wereldoorlog. De situatie zou verbeteren in 2021 (8,2%) en in 2022 (3,3%) en het jaar daarop zou de groei weer vergelijkbaar zijn met het niveau van voor de crisis, zij het minder sterk.

In het rapport van het Monitoringcomité staat ook te lezen dat de personeninkomsten ondanks deze historische crisis relatief goed standhielden, met een daling die wordt geschat op 1,9%. Dit is het gevolg van de maatregelen die de overheid heeft genomen om de werkgelegenheid en de gezinsinkomens te beschermen. Het consumentenvertrouwen is niettemin sterk aangetast, met een daling van de privéconsumptie die wordt geschat op 8,8% in 2020, tegenover een spaarquote van 18,9%. Volgend jaar zou de consumptie met 7,5% stijgen en de spaarquote zou naar 15,2% gaan.

Tot slot wordt de inflatie voor 2020 geraamd op 0,8%, met name als gevolg van de daling van de energieprijzen.

"Deze cijfers komen overeen met wat we verwachtten," analyseert Vice-eersteminister en minister van Begroting David Clarinval. "Al in maart heb ik aangegeven dat onze topprioriteit moet liggen bij het nemen van de noodzakelijke maatregelen om deze wereldwijde gezondheidscrisis zo goed mogelijk te bestrijden en tegelijkertijd huishoudens en bedrijven zo veel mogelijk te helpen om deze periode met zo min mogelijk kleerscheuren door te komen. Dit noodzakelijke werk moet zo lang als nodig worden voortgezet. Maar het is ook onze plicht om het federale herstelplan te finaliseren, zodat België de vooruitzichten voor het wereldwijde economische herstel optimaal kan benutten en het vertrouwen van het bedrijfsleven en de consument kan herstellen. Ik ben ook van mening dat het de beste dienst is die we ons land en onze burgers kunnen bewijzen om snel een volwaardige regering te vormen die in staat is om dit uit te voeren. Dit gaat terug tot de essentie waarom we verkozen zijn."

Ter herinnering: het Monitoringcomité is samengesteld uit hoge ambtenaren van de FOD Begroting, Financiën en Sociale Zekerheid en uit vertegenwoordigers van de openbare instellingen van sociale zekerheid (OISZ) en de Korpschef van de Inspectie van Financiën. Het heeft tot taak de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven van de Staat te volgen en objectieve en onafhankelijke prognoses te maken van de huidige en toekomstige situatie van de Staatsbegroting.

(1) Het structurele tekort kon niet door het Monitoringcomité worden berekend. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden was het voor het Planbureau namelijk niet mogelijk om een cijfer te geven voor de output gap, ofwel het verschil tussen de waargenomen groei en de potentiële groei van het land.